Bij Hans Schouten lijkt alles anders te gaan dan bij de meeste mensen. Afgelopen zaterdag werd de tachtigjarige ex-dominee priester gewijd.
Het Utrechtse dorpje Baambrugge zou een prachtige locatie vormen voor een nieuwe Swiebertjereeks. ‘Die moeten we onthouden’, denken we als we aanbellen. We gaan spreken met ex-dominee Hans Schouten, sinds afgelopen zaterdag priester van het bisdom Haarlem-Amsterdam. Het boerderijtje uit 1640 met gangetjes en afstapjes is op zijn beurt net het huisje van malle Pietje, maar dan met boeken.
Gezeten naast een genoeglijk snorrende kachel begint de geboren Amsterdammer Schouten te praten. Hij zal niet meer ophouden tot de verslaggever echt moet opstappen. Maar wel met zware tegenzin, want Hans Schouten is een geboren verteller: boeiend, ontroerend en met een fantastisch gevoel voor humor.
Maar hoe is deze zoon van een hervormde Amsterdamse juwelier/horlogemaker bij de ‘papen’ verzeild geraakt, als priester nota bene? Het wordt helemaal bont als Schouten vertelt dat zijn protestantse vader heilig overtuigd was van het Amsterdamse hostiemirakel uit 1345. “Nou ja, als er een mirakel had plaatsgevonden, dan kon dat natuurlijk maar in één stad hebben plaatsgevonden”, reageert de rasechte Mokumer met glinsteroogjes. “Maar het was voor hem ook geen vraag: ‘Gristus moest ook daar zijn, bij die stervende man.’ Hij liep ook altijd mee in de Stille Omgang, tot afgrijzen van mijn moeder.”
Zijn vader kon ook lange theologische gesprekken voeren met de toenmalige deken van de Begijnhofkapel, met wie hij een passie voor speeldozen en horloges deelde. Die hield hij voor de deken aan de gang. “Na zo’n dagje repareren werd afgerekend in de statige kamer van de deken en kwam een fles port te voorschijn met twee grote en één klein glaasje. Dat was voor mij. Dan werd er lang over theologische vraagstukken gesproken. Daarna ging mijn vader altijd naar de kapel, waar altijd uitstelling was. Dan liep hij helemaal naar voren, knielde, ging op het hoekje van de eerste bank zitten en dan bad hij een kwartiertje. Daar zat ik dan naast hem.”
Met een katholiek vriendje volgde hij als jochie een theologisch zeer gedegen misdienaarscursus bij de dominicanen. “Gezellige kerels waren dat. Die konden trouwens préken! Ik kan mij sommige preken nog herinneren, ik heb er zelfs een als voorbeeld gegeven aan een collega-predikant die niet wist wat hij moest preken. Een preek van zestig jaar geleden!” Verbijstering sloeg toe in huize Schouten toen Hansje enthousiast aankondigde dat hij de week erop zijn eerste Mis zou dienen bij pastoor Van der Ven o.p. Dat ging toch echt te ver, moest vader de even verbouwereerde pater meedelen, die niet wist dat Hans protestants was.
Jaren later hield Hans Schouten er nog steeds zo zijn eigen ideeën op na. Zo was hij bijna in de ‘universitaire ban’ gedaan toen hij met een professor ruzie kreeg over de maagdelijkheid van Maria. “Als je dát niet gelooft”, bromt hij geërgerd. Alle passages over Maria gelezen hebbend, kón hij gewoon niet anders dan de katholieke opvattingen beamen. “Alleen de onbevlekte ontvangenis. Mwaaaaah, tja, hm. Totdat iemand mij wees op de passages waar de Heer Mozes opdraagt alleen het allerbeste hout en het allerzuiverste goud te gebruiken voor het tabernakel. Ja, als God dat zelf opdraagt voor dood materiaal. Hoeveel dan te meer voor zijn eigen Zoon! Ik was eruit!”
Glunderend van pret vertelt de oud-dominee dat hij tegenover zijn gemeente had toegegeven dat Maria weliswaar niet vaak voorkwam in de evangelies, maar wel op cruciale momenten. “Makkelijk te onthouden: Kribbe, Kana en Kruis. K3!” Quasi verbaasd: “Ligt die hele kerk dubbel van het lachen! ‘Dat is een populaire meidengroep’, roept een mevrouw. Wist ik veel!”
Dat Schouten ondanks alles niet veel eerder katholiek is geworden, heeft te maken met de liefde voor zijn moeder. “In 1949 kregen we het nieuws dat mijn enige broer in Indië was gestorven. Mijn vader heeft zich helemaal leeg gekotst. Hij is nooit meer de oude geworden. Twee jaar later was hij dood. Maagkanker. Ik had hem nog zoveel willen vragen.
Mijn moeder en ik bleven alleen achter. Ik moest haar helpen met de zaak. Dat heb ik zelfs nog een tijd gecombineerd met mijn werk als predikant. Een vriend van mij was niet alleen katholiek geworden, maar was ook het klooster ingegaan. Zijn moeder ging eraan onderdoor. Dat wilde ik de mijne niet aandoen.”
Moeder Schouten zou later de pastorie verzorgen totdat zij een beroerte kreeg. “Ze was helemaal weg en kon niks meer. Hooguit wat keelklanken. We dachten al over verpleeghuizen en dat soort dingen. Toen kreeg ik een ingeving. Ik ben bij haar psalmen gaan zingen. Tot mijn verbazing begon ze mee te zingen. Het licht kwam terug in haar ogen en ze is uiteindelijk weer behoorlijk hersteld.”
Het tweede verhaal waar zijn moeder bij betrokken was, klinkt nog onwaarschijnlijker en gaat over de brand die jaren geleden de voormalige stal volledig in de as legde. Het woonhuis bleef wonderwel gespaard.
“De brandexperts hebben drie dagen onderzoek gedaan. De hitte was zo groot geweest dat ijzer en glas waren gesmolten. Maar op de houten goot van het woonhuis, vlak bij de rieten kap die in lichterlaaie stond, was zelfs geen blaasje. De experts hebben uiteindelijk in hun rapport gezet dat ze geen andere verklaring konden bedenken dan dat het huis door een geestelijke werd bewoond.”
Ook na de dood van zijn moeder bleef dominee Schouten trouw aan de protestantse Kerk, zij het met steeds meer tegenzin. “Zo’n PKN heeft de mond vol over politiek en allerlei kwesties ver weg, maar dichtbij, wat mensen echt raakt, over ongehuwd samenwonen, over homoseksualiteit houdt ze haar mond. Dat is ‘verstenliefde’ en heeft niks met naastenliefde te maken.” Maar de druppel die de emmer deed overlopen
was dat de kerkenraad van Zierikzee vond dat de godloochenende dominee Klaas Hendrikse niet de fundamenten van de Kerk aantastte. “Ik was het spekzat. Er moet gewoon gezag zijn in de Kerk die uiteindelijk zegt hoe het zit.”
Vorig jaar werd Hans Schouten in de katholieke Kerk opgenomen, in de Begijnhofkapel, waar hij zat “waar mijn vader altijd zat”.
Niet lang daarna spoorden twee bisschoppen hem binnen 24 uur en volledig onafhankelijk van elkaar aan om ondanks zijn leeftijd de priesterwijding te vragen. “Ik dacht: wat moeten ze met een half manke vent van tachtig? Uiteindelijk kwam ik bij mgr. Punt terecht, met wie ik uren stevige theologische gesprekken heb gevoerd. Hij heeft mij toen laten weten dat ik tot het ambt zou worden toegelaten. Zo ben ik afgelopen zaterdag uiteindelijk priester gewijd en mag ik het heilig Misoffer opdragen. Gisteren heb ik mijn eerste Mis gedaan. In de Begijnhofkapel…”
zondag 13 juni 2010
Een polderchesterton!
Mooi artikel van Jan Peeters in de papieren editie van het Katholiek Nieuwsblad van vorige week (nr. 22, p. 4: "Katholiek via de protestantse paplepel"):
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Ontroering, via de Begijnhofkapel.
BeantwoordenVerwijderen