Als dus de strijd om het geloof, om de hoop en om de liefde in de wereld op dit moment (en altijd, in verschillende vormen) voor de Kerk de ware prioriteit vormt, dan behoren de kleine en middelgrote pogingen tot verzoening daar ook bij. Dat het stille gebaar van een uitgestoken hand tot veel spektakel en juist tot het tegendeel van verzoening heeft geleid, moeten we onder ogen zien. Maar nu vraag ik toch: [...] Moet niet ook de burgermaatschappij proberen radicalisering te voorkomen, de mogelijke aanhangers – indien enigszins mogelijk – weer te in te voegen in de grote vormende krachten van het maatschappelijk leven, om inkapseling en alle gevolgen van dien te vermijden? Kan het helemaal verkeerd zich in te zetten voor het ontspannen van krampachtigheid en opheffen van vernauwing, en ruimte te geven aan datgene wat positief is en zich in het geheel laat invoegen? [...] Moet de grote Kerk ook niet grootmoedig kunnen zijn in de wetenschap dat ze een lange adem heeft, in de wetenschap van de belofte die haar is gedaan? Moeten wij als ware opvoeders niet heel wat kwaads kunnen verdragen en ons inspannen mensen rustig weg te voeren uit hun eenzijdigheid? En moeten we niet toegeven dat ook in kerkelijke kringen wanklanken te horen zijn? Dikwijls krijgt men de indruk dat onze samenleving tenminste één groep nodig heeft die men geen tolerantie behoeft te betonen, waarop men rustig vol haat los kan trekken. En wie het waagt die groep te benaderen [...] verliest zelf ook het recht op tolerantie en mag zonder schroom of terughoudendheid met haat overladen worden.
Dierbare medebroeders, in de dagen dat ik het idee kreeg deze brief te schrijven, gebeurde het toevallig dat ik in het priesterseminarie van Rome de tekst van Galaten 5,13-15 moest uitleggen en becommentariëren. Ik was verbaasd hoe rechtstreeks deze tekst spreekt over het huidige moment: “Misbruik de vrijheid niet als voorwendsel voor de zelfzucht. Integendeel, dient elkander door de liefde. Want de hele wet is vervat in dit ene woord: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Maar als ge elkaar blijft bijten en klauwen, vrees ik dat ge elkaar in het eind zult verslinden.” (Gal. 5, 13-15). Ik had altijd de neiging deze zin te beschouwen als een van de retorische overdrijvingen die we af en toe bij de heilige Paulus vinden. In zeker opzicht is dat ook wel mogelijk. Maar helaas bestaat dat “bijten en klauwen” ook vandaag in de Kerk, als uitdrukking van een slecht begrepen vrijheid. Is het verwonderlijk dat wij ook niet beter zijn dan de Galaten? Dat we op zijn minst worden bedreigd door dezelfde bekoringen? Dat wij het juiste gebruik van de vrijheid steeds opnieuw moeten leren? En dat we steeds opnieuw de hoogste prioriteit moeten leren: de liefde?
vrijdag 19 november 2010
Guilty by association
Bij de publicatie van een zeer insinuerend artikel (Voltaire zei al: "Calumniez, calumniez! Toujours quelque chose restera!") op de site Isidorusweb, waarin uw bloghouder - samen met een heel stel anderen - door betrokkenheid bij Catholica.nl, in Verband gebracht wordt met het Kwaad en Opgeroepen zich Nu Nog te Bekeren (voor een meer dan voldoende analytische reactie zie dit commentaar van Remco van Mulligen), kan het nuttig zijn nog eens een stukje te citeren van Benedictus' brief van 10 maart 2009 (of is de paus ook extreem rechts? Hij wordt immers geciteerd door extremen? Onrein, onrein! Good grief! Alsof we ons de luxe kunnen permitteren elkaar de tent uit te vechten...):
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten