Het hele moderne bewustzijn is bezig de mens te ontrukken aan de hypothese van het christelijke geloof en dit te reduceren tot de dynamiek van het religieuze zintuig en het begrip religiositeit, en deze verwarring doordringt helaas ook de mentaliteit van het christenvolk. Maar de dynamiek van het geloof, zoals die uit de christelijke openbaring voortkomt, is heel anders. Hier is het niet meer onze rede die verklaart, maar onze rede die zich openstelt - zich aldus in haar dynamiek voltooid wetend - voor God die zichzelf openbaart. Zo maakt het goddelijke mysterie deelgenoot aan zijn natuur, aan "zijn gedachten" en "zijn wegen", zich manifesterend in tijd en ruimte.(Luigi Giussani, Generare tracce nella storia del mondo, uitg. Rizzoli, Milaan 1998, pp. 22-23)
Waar religiositeit ontstaat uit de behoefte aan betekenis die opgewekt wordt in de confrontatie met de werkelijkheid, is het geloof het erkennen van een uitzonderlijke aanwezigheid, die volledig overeenstemt met de eigen bestemming, en het zich hechten aan deze Aanwezigheid. Het geloof is als waar erkennen wat een historische Aanwezigheid over zichzelf zegt.
Het christelijk geloof is de gedachtenis van een historisch feit waarin een Mens over zichzelf iets gezegd heeft dat anderen aanvaard hebben als waar, en dat nu, omwille van de uitzonderlijke manier waarop dit Feit mij nu nog bereikt, ook door mij aanvaard wordt. Jezus is een mens die gezegd heeft: "Ik ben de weg, de waarheid, het leven". Het is een Feit dat gebeurd is in de geschiedenis: een kind, geboren uit een vrouw, ingeschreven in de burgerlijke stand van Betlehem, dat, volwassen geworden, verkondigde God te zijn: "Ik en de Vader, wij zijn één". Aandacht hebben voor wat die mens deed en zei, totdat je kunt zeggen: "Die geloof ik", je hechten aan Zijn aanwezigheid door als waar te erkennen wat hij zei - dat is geloof. Het geloof is een handeling van de rede, in beweging gezet door de uitzonderlijkheid van een Aanwezigheid die de mens ertoe brengt te zeggen: "Die daar spreekt is waarachtig, hij zegt geen leugens, ik aanvaard wat hij zegt".
Beseffen we wat een reusachtige uitdaging de pretentie van het geloof is voor de moderne mentaliteit! Dat er een mens bestaat - tegen wie ik 'jij' kan zeggen - die zegt: "Zonder Mij kunt ge niets doen", dat er, kortom, een God-Mens bestaat. Dergelijke pretentie wordt nooit tot op de bodem aangevoeld; vandaag de dag wordt het probleem noch door het volk noch door de grootste filosofen aangepakt, en als ze het al aanpakken is het om het van de heersende mentaliteit overgenomen negatieve vooroordeel te versterken.
Het antwoord op het christelijke probleem - "Wie is Jezus?" - wordt zo gededuceerd uit vooringenomen opvattingen over de mens en over de wereld. Maar Jezus zegt, als antwoord: "Kijk naar mijn werken", dat wil zeggen "Kijk naar mij", wat hetzelfde is. Maar men kijkt hem niet in het gezicht, men elimineert hem alvorens hem in overweging te nemen. Het ongeloof is daarom een gevolg van een vooroordeel, het is een toegepast vooroordeel, niet de conclusie van een rationeel onderzoek.
zaterdag 25 december 2010
Zalig Kerstfeest!
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten