donderdag 30 december 2010

Kerstpreek van mgr. Léonard

In de middernachtmis hebben wij de vreugde van Kerstmis ontvangen door in grote dankbaarheid naar het kind in de kribbe te kijken. En vandaar keken we opnieuw naar omhoog naar de liefde van de Vader die ons het kind gegeven heeft. Vandaag volgen we eigenlijk de omgekeerde weg. We vertrekken van de liefde, die God altijd al in het diepste van zichzelf is en we zeggen Hem dank omdat Hij midden onder ons is gekomen. Ik heb de indruk dat Johannes bij manier van spreken op zijn knieлn zat toen hij het evangelie, dat zoeven werd voorgelezen, heeft geschreven. Hij begint met een beschouwing van het woord van Liefde dat de Vader van alle eeuwigheid spreekt en dat zijn eigen Zoon is. Het is krachtens dit woord, het is in en door zijn Zoon dat Hij alles geschapen heeft. In Hem zijn dus het leven en het licht van al wat is. En zie hoe dit eeuwige licht is gaan schijnen in onze duisternis. Samen met Johannes knielen we neer voor zoveel liefde die zich bij ons komt voegen in de broosheid van het menselijke bestaan dat in het Hebreeuws ‘vlees’ wordt genoemd. En wij zeggen dank, want “het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond”. De Wet die God via Mozes aan Israлl schonk, was al een prachtig geschenk, maar “de genade en de waarheid zijn gebracht door Jezus Christus”, in alle volheid, genade op genade. En Johannes nodigt ons uit om dit buitengewone geschenk, dat ons tot leden van de goddelijke familie maakt, te ontvangen. Want als God zelf een mens onder mensen is geworden, dan maken wij waarlijk deel uit van het leven van God. Het is voldoende ons hart open te stellen voor deze genade die ons in Jezus wordt gegeven. Daarom ook voegt Johannes eraan toe: “Aan diegenen die Hem toch opnamen, heeft Hij het vermogen gegeven om kinderen te worden van God: aan hen die geloven in zijn naam.”
Het risico bestaat dat we wennen aan het Goede Nieuws van Kerstmis. Toch is het de bron van de grootste vreugde die in het hart van de mens kan wonen: weten dat “God nu, op het einde van de dagen, tot ons gesproken heeft door de Zoon”, door zijn eigen Zoon, neergedaald midden in onze duisternis, ons lijden en onze zonden.
Op deze dag van Kerstmis denken we in het bijzonder aan alle mannen en vrouwen die ook vandaag het slachtoffer zijn van geweld, aan hen voor wie het drukkende juk, de stang op hun schouders en de stok van de drijver, waarover Jesaja het in de eerste lezing van de middernachtmis had, nog steeds actueel zijn. Ik denk in het bijzonder aan onze christelijke broeders en zusters die zo brutaal worden vervolgd in Irak en in andere landen.
Ik denk ook aan de daklozen en de kandidaat-vluchtelingen die in deze winter zo zwaar te lijden hebben. Ik dank de parochies, die hen in overleg met de burgerlijke autoriteiten goed uitgeruste parochielokalen tijdelijk ter beschikking stellen.
Maar uiteraard kan ik hier ook niet anders dan heel speciaal de kinderen te vermelden die het slachtoffer zijn geweest van seksueel misbruik door mensen met een moreel gezag. We weten allemaal dat misbruik voorkomt in alle milieus, te beginnen in de gezinnen. Maar als dit machtsmisbruik en die gewelddaden zijn gepleegd door priesters of religieuzen, die verondersteld worden de eerste boodschappers van het kind in de kribbe te zijn, zijn ze des te weerzinwekkender. Op dit vlak moet de Kerk in de toekomst waakzamer, transparanter en vastbeslotener dan ooit zijn. Zoals we het sinds april constant zijn blijven herhalen, kunnen en moeten de slachtoffers zich altijd eerst en vooral wenden tot justitie en de instanties die door het burgerlijke gezag officieel erkend zijn om de mensen met klachten te ontvangen, ook als het gaat om oude feiten. Ik dank ook de honderden slachtoffers die na mijn oproep van 23 april de moed hebben gehad om zich te wenden tot de voormalige ‘Commissie Adriaenssens’ en die daar met hun tragische verhaal, eindelijk, een luisterend en respectvol oor hebben gevonden. Ik hoop uit de grond van mijn hart dat alle erkende instanties hun onmisbare taak zullen voortzetten om de slachtoffers op te blijven vangen, hen bij te staan in hun pijn en hun geschonden eer te herstellen. En tot slot druk ik mijn erkentelijkheid uit voor het belang dat de volksvertegenwoordigers aan deze ernstige kwestie besteden.
De Kerk van haar kant zal de zending die haar eigen is, voortzetten: op pastoraal vlak luisteren naar de mensen die wensen gehoord te worden in hun lijden, maar zonder hen ooit ervan te weerhouden zich te wenden tot justitie. Hartelijk dank aan allen die ons helpen dit onmisbare werk van onthaal en luisterbereidheid te verwezenlijken!
Ik wens u allen een zalig en vreugdevol kerstfeest!


Mgr. André-Joseph Léonard, aartsbisschop van Mechelen-Brussel
Kerstmis, 25 december 2010

Geen opmerkingen:

Een reactie posten