dinsdag 15 maart 2011

Het euthanasiasme voorbij. Wat nu?

Huisarts Ester Bertholet schetst in Trouw van gisteren uit haar praktijkervaring een akelig beeld (dat prof. Dessaur en Chris Rutenfrans - Mag de dokter doden? - in het verre 1986 al zagen aankomen):
'Zelfbeschikking' is vooral wens van familie
[...]
De discussie over zelfbeschikking bij ouderen dreigt uit te lopen op 'levensbeëindiging bij mensen die hun wil niet kunnen uiten en van wie anderen veronderstellen dat hun leven zinloos is', zoals Gerbert van Loenen vorige maand stelde in Trouw. De druk van de omgeving om aan te dringen op zelfdoding voor ouderen die nutteloos (en lastig) worden, valt niet te onderschatten.
Ik begeleid dagelijks ouderen wier gezondheid (hard) achteruitgaat. [...]
Familieleden lijden vaak meer onder de achteruitgang van hun vader of moeder dan de oudere zelf. Niet zelden voer ik gesprekken met familieleden die mij proberen te overtuigen van de hoge lijdensdruk van de oudere. Zij weten dan vaak zeker dat hun geliefde het leven niet meer kan verdragen en uiten hardop de wens dat er mogelijkheden zouden bestaan om er een einde aan te maken. "Een hond zou je nu toch een spuitje geven", hoor ik nogal eens.
Naastenliefde is niet iets vanzelfsprekends. Het christendom heeft er eeuwen over gedaan om respect voor het menselijk leven als zodanig - ongeacht leeftijd, gezondheid, lichaamskracht, huidskleur, geslacht - (de mens is immers als zodanig, los van dit alles, beeld van God en geschapen voor God) in onze barbaarse mentaliteit "in te stampen", maar los van de grondslag en bron van dit respect is het respect zelf heel gauw verdwenen. Liefde kun je jezelf niet opleggen; het is een overvloeien van de ervaring zelf bemind te zijn.
"Het is precies hetzelfde verhaal als een dokter me ooit vertelde", merkte de starets op. "Hij was een man op jaren, en ongetwijfeld intelligent. Hij sprak net zo oprecht als u, ofschoon met spot, met bittere spot. 'Ik houd van de mensheid', zei hij, 'maar ik verbaas mezelf. Hoe meer ik houd van de mensheid in het algemeen, des te minder houd ik van de mens in het bijzonder. In mijn dromen,' zei hij, 'ben ik dikwijls bezig enthousiaste plannen te maken voor de verbetering van de mensheid, en misschien zou ik me er zelfs voor aan het kruis willen laten slaan als dat plotseling nodig was; en toch ben ik, zo weet ik uit eigen ervaring, niet in staat om twee dagen met iemand anders in dezelfde kamer te wonen. Zodra iemand dicht bij me komt, stoort zijn persoonlijkheid mijn zelfgenoegzaamheid en beperkt ze mijn vrijheid. Binnen vierentwintig uur begin ik de beste mensen te haten: de één omdat hij te langzaam eet; een ander omdat hij verkouden is en steeds zijn neus snuit. Ik word vijandig tegenover mensen zodra ze dicht bij me komen. Maar altijd gebeurde het dat hoe meer ik de individuele mens verachtte, des te brandender mijn liefde voor de Mensheid werd.'" (F. Dostojevski, De gebroeders Karamazov)
Wij ongelukkigen! Wie zal ons redden uit dit bestaan dat beheerst wordt door de dood?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten