dinsdag 17 juli 2012

De ontdekking van don Juan (5)

don miguel
Heer, Heer, geef ons onze dagelijkse hoop!
O Vader en Zoon, geef ons onze dagelijkse moed!
Zoals de melaatse bedelaar, de rug gebogen tegen de muur, zijn bakje uitstrekt naar de soep, zo zal ik mijn jonge hart uitstrekken naar de geurende warmte van het liefdeleven.
Geef mij mijn dagelijkse rantsoen aan liefde en meet het me zeer vrijgevig af, omwille van de anderen: opdat ik, verzadigd, naar de anderen ga die niet van u houden en die mij beledigen; en hun zeg: zo vrijgevig is Hij. Want dit zijn nog helemaal niet de gaven van zijn hart, maar slechts de kruimels die van zijn tafel vallen; en zie hier wat er rest in het bakje van de onwaardige en verzadigde dienaar.
O straat! O stad! O koninkrijk! O aarde! Kom en eet! Want zo is de Allerhoogste, want zo is de Heer Liefde! Ik ben Mañara, hij die liegt wanneer hij zegt: ik bemin. En omdat ik tot de Eeuwige gezegd heb dat ik Hem beminde, is mijn hart blij en zijn mijn handen begerenswaardig als broden.
Wat zegt Paulus, het slechte hart, en wat zegt Maria, de publieke vrouw? Dat hetgeen gestolen en verloren is, gestolen en verloren is.
Ik ben Mañara. En degene die ik bemin, zegt me: die dingen zijn niet geweest. Als hij gestolen heeft, als hij gedood heeft: dat die dingen niet geweest zijn! Hij alleen is.
(uit het 'Zesde tafereel' van: Oscar Vladislas Milosz, Miguel Mañara, vertaald door uw bloghouder, uitg. Stichting Levende Mens, Leiden 2012, 66 blz., isbn 9789081695008, prijs € 17,95)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten