dinsdag 30 april 2013

De christenen in de wereld

De lezertjes die niet de daglezing van vandaag gelezen hebben, wil ik de tweede lezing ervan (uit de Brief aan Diognetus, ca. 190), niet onthouden:
De christenen onderscheiden zich van de andere mensen noch door woonplaats noch door taal noch door gebruiken. Immers, nergens wonen zij in eigen steden, en ook spreken zij geen afzonderlijk dialect of leiden zij een bijzonder leven. Hun leer hebben zij niet gevonden bij denkers of bij mensen die naar kennis streven en zij volgen niet, zoals sommigen, een leer die de mens centraal stelt.
Maar zij wonen in de steden van Grieken en andere volken, zoals het lot dit voor ieder beschikt heeft, en zij volgen de gebruiken van hun land in kleding en voeding en in hun verdere levensvoorzieningen; zij leiden hun leven op een wijze die bewondering wekt en volgens algemeen oordeel als iets ongelooflijks voorkomt. Zij wonen in hun eigen vaderland, maar als waren zij daar gevestigde vreemdelingen; zij hebben alles gemeenschappelijk met de anderen als burgers, en zij hebben van alles te verduren als vreemden; elk vreemd land is hun vaderland en elk vaderland is hun een vreemd land. Zoals alle anderen huwen zij en brengen zij kinderen voort, maar zij doden het ongeboren leven niet. Hun tafel is gemeenschappelijk, maar niet hun bed.
Zij zijn in het vlees, maar zij leven niet naar het vlees. Zij wonen op aarde, maar hebben hun vaderland in de hemel. Zij gehoorzamen aan de geldende wetten, maar zij overtreffen deze door hun levenswijze. Zij beminnen alle mensen en worden door allen vervolgd. Zij worden miskend en veroordeeld, zij worden ter dood gebracht en leven weer. Zij zijn arm en maken toch velen rijk; zij lijden aan alles gebrek en bezitten alles in overvloed. Zij worden geminacht en in die minachting vinden zij hun eer; zij worden belasterd, en het strekt tot hun rechtvaardiging en zelf bewijzen zij anderen eer. Terwijl zij goed doen, worden zij als boosdoeners gestraft; ondergaan zij lijfstraffen, dan verheugen zij zich alsof zij daardoor ten leven worden opgewekt. Door de joden worden zij bestreden als niet-stamgenoten en door de Grieken worden zij vervolgd, en hun haters kunnen geen reden voor hun vijandigheid opgeven.
Om het echter eenvoudig te zeggen: wat de ziel is in het lichaam, dat zijn de christenen in de wereld. De ziel is verspreid over alle delen van het lichaam, en de christenen over de steden van de wereld. De ziel woont wel in het lichaam, maar is niet van het lichaam; de christenen wonen in de wereld, maar zijn niet van de wereld. De onzichtbare ziel gaat schuil in een zichtbaar lichaam, en de christenen zijn wel zichtbaar in de wereld, maar hun geloof blijft onzichtbaar.
Het vlees haat en bestrijdt de ziel, niet omdat het door de ziel onrecht lijdt, maar omdat het verhinderd wordt zijn lusten bot te vieren. Zo ook haat de wereld de christenen, niet omdat de wereld van hen onrecht ondervindt, maar omdat de christenen zich tegen haar genoegens verzetten.
De ziel bemint het lichaam dat haar haat, en de ledematen van dat lichaam, en de christenen beminnen hun haters. De ziel is wel in het lichaam opgesloten, maar toch houdt zij het bijeen; de christenen worden wel in de wereld vastgehouden als in een kerker, maar zij houden toch de wereld bijeen. De onsterfelijke ziel woont in een sterfelijk omhulsel, en de christenen wonen in deze vergankelijke wereld als in den vreemde; zij zien uit naar de hemelse onvergankelijkheid. Bij een slechte behandeling op het gebied van eten en drinken wordt de ziel er beter van, en de christenen nemen bij alle vervolging van dag tot dag in aantal toe. God heeft hen geplaatst op een belangrijke post die zij volstrekt niet mogen verlaten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten