vrijdag 26 maart 2010

Wat pretendeert de Kerk eigenlijk?

De buitenproportionele aanval tegen de Kerk is niet enkel onrechtvaardig, maar vooral "on-logisch" en daarom onverstandig. Ook christenen lopen het gevaar mee te gaan in deze onlogica. Daarom is belangrijk voor ogen te houden wat de Kerk eigenlijk over zichzelf zegt:
Analyse van een tegenwerping tegen de Kerk

Het is duidelijk dat de paradox [van de Kerk: namelijk die] van het goddelijke dat zich door het menselijke heen meedeelt, van het Oneindige dat zich van een eindig en vrij instrument bedient, ons allen voor vragen stelt. Het komt erop aan te antwoorden op de goede vraag, die erin bestaat na te gaan of deze paradox, eenmaal als paradox erkend, al dan niet met de werkelijkheid overeenstemt. [...]
Daarentegen zouden we logischerwijze met de volgende vraag op het verkeerde spoor komen: hoe zou ik over de Kerk oordelen indien mijn oordeel door het gedrag van de mensen bepaald was? Ieder oordeel over de Kerk dat bepaald wordt door het gedrag van mensen, wie ze ook zijn, vertrekt van een verkeerd uitgangspunt.
Indien de Kerk van zichzelf zegt dat zij een uit mensen bestaande werkelijkheid is die iets uitzonderlijks, iets bovennatuurlijks, het goddelijke meedeelt, dat goddelijke dat de wereld redt; indien de Kerk zichzelf op die wijze definieert – en zo heeft zij het vanaf het begin gedaan – kan men over haar diepe waarde niet oordelen door de inventaris op te maken van de vergrijpen en de bekrompen reacties van mensen die er deel van uitmaken. Integendeel, indien het menselijke, door het goddelijke als instrument gekozen om zich te manifesteren, een aandeel heeft in de definitie van de Kerk, dan hebben ook de vergrijpen een potentieel aandeel in deze definitie. Wat niet betekent dat men ze met gelatenheid moet accepteren. Wat ik hier zeggen wil, is dat noch de wandaden noch de pietluttigheden een basis zijn waarop het oordeel over de waarheid van de Kerk kan steunen.
Uit het oogpunt van de morele houding bestaat de plicht van de persoon ten aanzien van de gebreken van kerkmensen er niet in zich terug te trekken, noch omwille van de eigen zwakheid (met de tegenwerping: "ja, het christendom mag een goede zaak zijn, maar ik ben er niet toe in staat") noch vanwege het ergerlijke gedrag van anderen, maar hierin: zich in te spannen om de eigen gebreken te reduceren door een zo grondig mogelijk engagement, en die van anderen te beperken door zelf zo wijs en goed mogelijk te zijn. Uit het oogpunt van een juiste intellectuele houding moeten wij ons afvragen wat de Kerk in werkelijkheid zijn wil, om vervolgens na te gaan of haar pretentie gegrond is. In een beroemde uitspraak heeft Nietzsche ooit aan vermeende christelijke toehoorders verklaard, dat hij meer geneigd zou zijn in hun Verlosser te geloven “indien zij er meer als verlosten zouden uitzien”. Uit psychologisch oogpunt is dit een heel begrijpelijke reactie (die de christenen ook herinnert aan hun plicht om te getuigen). Maar uit logisch, objectief en kritisch oogpunt respecteert deze uitspraak niet het proces van een gefundeerd oordeel. En uit moreel oogpunt dient zij zich aan als een houding die er niet op uit is het probleem echt onder ogen te zien. Welnu, het probleem dat de Kerk in de wereld oproept, is veel te belangrijk om het vanuit dubbelzinnige uitgangspunten te benaderen.
(L. Giussani, Waarom de Kerk, boek II, deel I ("Hoe de Kerk zichzelf definieert"), hoofdstuk 6, "De menselijke factor", par. 2.b.i, "Analyse van een tegenwerping")

Geen opmerkingen:

Een reactie posten