We herinneren in deze context aan de belangrijke rede uit 2000 "Europa. Seine geistigen Grundlagen gestern, heute, morgen" van - toen nog - kardinaal Ratzinger (destijds als "De zelfhaat van het Avondland" in een (niet al te zorgvuldige) vertaling gepubliceerd door Trouw). Hier de laatste alinea's (maar de rede verdient het natuurlijk in z'n geheel bestudeerd te worden):
In onze samenleving is het godzijdank strafbaar om het geloof van Israël en zijn Godsbeeld te schenden. Bestraft wordt ook degene die zich op grove wijze uitlaat over de Koran en de fundamentele overtuigingen van de islam. Maar zijn Christus en het heilige van de christenen in het geding, dan is de vrijheid van meningsuiting het hoogste goed en heet elke inperking een gevaar voor de tolerantie en de vrijheid als geheel te zijn.
De grens van de vrijheid van meningsuiting ligt echter daar waar de eer en de waardigheid van de ander vernietigd wordt; ze is geen vergunning om te liegen of om mensenrechten te overtreden. Er bestaat hier een merkwaardige en alleen als pathologisch aan te duiden zelfhaat van het avondland, dat zich weliswaar vol begrip en op prijzenswaardige wijze openstelt voor buitenlandse waarden, maar van zichzelf een afkeer heeft en van zijn eigen geschiedenis alleen nog maar het gruwelijke en het vernietigende ziet en het grote en reine niet meer kan waarnemen.
Europa heeft om te overleven een nieuwe - uiteraard kritische en deemoedige - aanvaarding van zichzelf nodig, als het tenminste overleven wil. Ook multiculturaliteit kan zonder gemeenschappelijke constanten, zonder richtpunten op het eigene niet bestaan. Zonder twijfel kan ze niet bestaan zonder eerbied voor het heilige. Bij multiculturaliteit hoort men het heilige van de ander met eerbied tegemoet te treden, maar dat kunnen we alleen als het heilige, God, onszelf niet vreemd is.
Zeker, we kunnen en moeten van het heilige van de ander leren, maar het is juist ten opzichte van de ander en voor de anderen onze plicht in onszelf de eerbied voor het heilige te voeden en het gezicht van de God te tonen die ons verschenen is - van de God die zich bekommert om de armen en de zwakken, de weduwen en de wezen, de vreemdelingen, van de God die zo menselijk is dat hijzelf een mens wilde worden, een lijdende mens die met ons mee lijdend het lijden waardigheid en hoop verleent. Als we dat niet doen, verloochenen we niet alleen de identiteit van Europa, maar onthouden de ander een dienst waarop hij ons aanspreekt. Aan de wereldculturen is de absolute profaniteit die vanuit het avondland opgekomen is, absoluut vreemd. Ze zijn ervan overtuigd dat een wereld zonder God geen toekomst heeft. In dit opzicht roept juist de multiculturaliteit ons weer tot onszelf terug. Hoe het met Europa verder gaat, weten we niet. De charta van de grondrechten kan een eerste aanwijzing zijn dat het weer bewust zoekt naar zijn ziel.
Toynbee heeft ongetwijfeld gelijk als hij zegt dat het lot van een gemeenschap telkens weer van creatieve minderheden afhangt. Gelovige christenen zouden zichzelf als zo'n minderheid moeten beschouwen en ertoe moeten bijdragen dat Europa het beste uit zijn erfgoed opnieuw opdelft en daarmee de hele mensheid dient.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten