Ik zou u vandaag over Jeanne d’Arc willen spreken, een jonge heilige op het einde van de Middeleeuwen, op 19-jarige leeftijd gestorven, in 1431. Deze Franse heilige, die meermaals in de Catechismus van de Katholieke Kerk geciteerd wordt, staat zeer dicht bij de heilige Catharina van Siena, patrones van Italië en van Europa, over wie ik onlangs in de catechese gesproken heb. Het zijn namelijk twee jonge vrouwen uit het volk, leek en met de gelofte van maagdelijkheid; twee mystieken die zich niet in het klooster, maar te midden van de meest dramatische werkelijkheid van de Kerk en de wereld van hun tijd geëngageerd hebben. Het zijn misschien de meest karakteristieke figuren onder de “sterke vrouwen” die op einde van de Middeleeuwen, het grote licht van het Evangelie onverschrokken gebracht hebben binnen de complexe gebeurtenissen van de geschiedenis. Wij kunnen hen naast de heilige vrouwen plaatsen die op Calvarië bleven, naast de gekruisigde Christus en Maria, Zijn Moeder, terwijl de apostelen gevlucht waren en Petrus Hem drie keer verloochend had. In die tijd beleefde de Kerk de diepe crisis van het grote Westerse schisma, dat bijna 40 jaar duurde. Toen Catharina van Siena in 1380 stierf, was er een paus en een tegenpaus; toen Jeanne in 1412 geboren werd, waren er een paus en twee tegenpausen. Naast deze verscheurdheid binnen de Kerk, verdeelden broederoorlogen voortdurend de christenvolken van Europa; de meest dramatische was de eindeloze Honderdjarige Oorlog tussen Frankrijk en Engeland.
Jeanne d’Arc kon lezen noch schrijven, maar zij kan tot in de diepte van haar ziel gekend worden dankzij twee bronnen van uitzonderlijke historische waarde: de twee processen die over haar gevoerd werden. Het eerste, het Proces van de veroordeling, bevat de lange en vele ondervragingen van Jeanne tijdens de laatste maanden van haar leven (februari – mei 1431) en geeft de woorden van de heilige weer. Het tweede, het Proces van de nietigverklaring van de veroordeling, of de rehabilitatie, bevat getuigenissen van ongeveer 120 ooggetuigen uit alle periodes van haar leven.
Jeanne wordt geboren in Domrémy, een klein dorp aan de grens tussen Frankrijk en Lotharingen. Haar ouders zijn welgestelde boeren en staan bij iedereen bekend als uitstekende christenen. Zij krijgt van hen een goede godsdienstige opvoeding, sterk beïnvloed door de spiritualiteit van de Naam van Jezus, die onderwezen werd door de heilige Bernardinus van Siena en in Europa door de franciscanen werd verspreid. Aan de Naam van Jezus wordt steeds de Naam van Maria verbonden en zo is de spiritualiteit van Jeanne, op een grond van volksreligiositeit, diep christocentrisch en mariaal. Vanaf haar kindertijd legt zij grote naastenliefde en medelijden aan de dag voor de armsten, zieken en noodlijdenden, in de dramatische context van de oorlog.
Wij vernemen uit haar eigen woorden dat het godsdienstige leven van Jeanne als een mystieke ervaring rijpt vanaf haar 13e jaar. Door de stem van de heilige aartsengel Michael, voelt Jeanne zich door de Heer geroepen om haar christenleven intenser te beleven en zich persoonlijk te engageren voor de bevrijding van haar volk. Haar onmiddellijk antwoord, haar “ja”, is de gelofte van maagdelijkheid, met een nieuw engagement in het sacramentele leven en het gebed: dagelijkse deelname aan de Mis, veelvuldige biecht en communie, lange tijden van stil gebed voor een kruisbeeld of een afbeelding van de Maagd Maria. Het medelijden en het engagement van deze jonge Franse boerin ten overstaan van het leed van haar volk, worden nog versterkt door haar mystieke band met God. Eén van de meest oorspronkelijke aspecten van de heiligheid van dit jonge meisje is precies deze band tussen mystieke ervaring en politieke zending. Na de jaren van verborgen leven en innerlijke groei volgen de twee korte maar intense jaren van haar openbaar leven: een jaar van actie en een jaar van lijden.
In het begin van het jaar 1429, begint Jeanne haar bevrijdingswerk. De vele getuigenissen tonen ons deze jonge vrouw van slechts 17 jaar als een zeer sterke en vastberaden persoon, in staat om onzekere en ontmoedigde mannen te overtuigen. Zij overwint alle hindernissen en ontmoet de Dauphin van Frankrijk, de toekomstige koning Karel VII die haar in Poitiers onderwerpt aan een onderzoek door menige universitaire theoloog. Hun besluit is positief: zij zien in haar geen kwaad, alleen een goede christin.
Op 22 maart 1429 dicteert Jeanne een belangrijke brief aan de koning van Engeland en zijn mannen, die de stad Orléans bezetten. Haar voorstel is een ware, rechtvaardige vrede tussen de twee christenvolken, in het licht van de Namen van Jezus en Maria, maar het voorstel wordt verworpen en Jeanne moet zich engageren in de strijd voor de bevrijding van de stad, wat gebeurt op 8 mei. Het andere hoogtepunt van haar politieke actie is de kroning van koning Karel VII te Reims, op 17 juli 1429. Een heel jaar leeft Jeanne met de soldaten en doet aan echte evangelisatie onder hen. Talrijk zijn hun getuigenissen over haar goedheid, moed en buitengewone zuiverheid. Zij wordt door iedereen “la pucelle” genoemd, “de maagd”, en noemt ook zichzelf zo.
Het lijden van Jeanne begint op 23 mei 1430, wanneer zij als gevangene in de handen van de vijand valt. Op 23 december wordt zij naar Rouen geleid. Daar speelt zich het lange en dramatische proces van haar veroordeling af, dat in februari 1431 begint en op 30 mei eindigt op de brandstapel. Het is een groot, plechtig proces, voorgezeten door twee canonieke rechters - bisschop Pierre Cauchon en inquisiteur Jean le Maistre - doch in feite wordt het helemaal geleid door een grote groep theologen van de beroemde universiteit van Parijs, die op het proces dienst doen als bijzitters. Het zijn Franse geestelijken, die een andere politieke keuze hadden dan Jeanne en over haar persoon en zending a priori een negatief oordeel hadden. Dit proces is een onthutsende bladzijde uit de geschiedenis van de heiligheid en tevens een verhelderende bladzijde over het mysterie van de Kerk, dat volgens de woorden van het Tweede Vaticaans Concilie “zowel heilig is als geroepen om zich te zuiveren”. Het is de dramatische ontmoeting tussen deze heilige en haar rechters, geestelijken. Jeanne wordt door hen beschuldigd en geoordeeld, zij wordt als ketterse veroordeeld tot de verschrikkelijke dood op de brandstapel. Anders dan de heilige theologen die aan de universiteit van Parijs een licht waren, zoals de heilige Bonaventura, de heilige Thomas van Aquino en de zalige Duns Scotus over wie ik in verschillende catecheses gesproken heb, zijn deze rechters theologen wie het ontbreekt aan naastenliefde en nederigheid om in deze jonge vrouw Gods werking te zien. Voor de geest komen de woorden van Jezus, dat de geheimen van God geopenbaard worden aan wie een hart heeft als de allerkleinsten, terwijl ze verborgen blijven voor wijzen en verstandigen zonder nederigheid. Vandaar dat de rechters van Jeanne totaal onbekwaam zijn om haar te begrijpen, om de schoonheid van haar ziel te zien: zij wisten niet dat zij een heilige veroordeelden.
Jeannes beroep op het oordeel van de paus, op 24 mei, wordt door de rechtbank verworpen. In de morgen van 30 mei, ontvangt zij voor het laatst de communie in de gevangenis en wordt onmiddellijk naar het schavot geleid op het plein van de oude markt. Zij vraagt aan één van haar priesters voor de brandstapel een processiekruis te houden. Zo sterft zij met de blik op de gekruisigde Jezus en roept meermaals luidop de Naam van Jezus. Ongeveer vijfentwintig jaar later besluit het proces van de nietigverklaring, geopend op gezag van paus Callixtus III, met een plechtige verklaring dat haar veroordeling nietig verklaart (7 juli 1456). Dit lange proces dat de verklaringen van de getuigen verzamelt en de beoordelingen van vele theologen, allemaal ten gunste van Jeanne, belicht haar onschuld en volmaakte trouw aan de Kerk. Jeanne d’Arc zal later in 1920 door Benedictus XV heilig verklaard worden.
Dierbare broeders en zusters, de Naam van Jezus die door onze heilige aangeroepen werd tot in de laatste ogenblikken van haar aardse leven, was als de onophoudelijke adem van haar ziel, als haar hartslag, de kern van heel haar leven. Het “Mysterie van de naastenliefde van Jeanne d’Arc”, dat de dichter Charles Péguy zozeer fascineerde, is deze totale liefde voor Jezus: voor haar naaste in Jezus en voor Jezus zelf. Deze heilige had begrepen dat de liefde heel de werkelijkheid omvat van God en de mens, van hemel en aarde, van de Kerk en de wereld. Jezus staat altijd op de eerste plaats in haar leven, volgens haar mooie uitdrukking: “Onze Heer het eerst gediend”. Hem liefhebben, betekent altijd aan Zijn wil gehoorzamen. Zij zegt met een totaal vertrouwen en overgave: “Ik geef mij over aan God mijn Schepper, ik bemin Hem met heel mijn hart”. Met de gelofte van maagdelijkheid wijdt Jeanne heel haar persoon exclusief toe aan Jezus’ unieke liefde: het is “de belofte aan Onze Heer om haar maagdelijkheid naar lichaam en ziel goed te bewaren”. De maagdelijkheid van de ziel is de staat van genade, de hoogste waarde, die voor haar kostbaarder is dan het leven: het is een gave van God die nederig en met vertrouwen moet ontvangen en bewaard worden. Eén van de meest bekende teksten uit het eerste proces gaat juist daar over: “Ondervraagd of zij weet in Gods genade te zijn, antwoordt zij: ‘Als ik er niet in ben, moge God mij erin brengen; als ik er wel in ben, moge Hij mij erin bewaren”.
Onze heilige beleeft het gebed in de vorm van een voortdurende dialoog met de Heer, die ook haar dialoog met de rechters inspireert en haar vrede en zekerheid brengt. Zij vraagt met vertrouwen: “Zeer zoete God, ter ere van Uw heilig Lijden vraag ik U, als Gij van mij houdt, zeg me dan hoe ik deze mensen van de Kerk moet antwoorden” (ibid., p. 252). Jezus wordt door Jeanne geschouwd als de “Koning van Hemel en Aarde”. Zo laat Jeanne op haar vaandel het beeld schilderen van “Onze Heer met de wereldbol”: icoon van haar politieke zending. De bevrijding van haar volk is een werk van humane gerechtigheid dat Jeanne met naastenliefde volbrengt, uit liefde voor Jezus. Zij is een mooi voorbeeld van heiligheid voor leken die geëngageerd zijn in het politieke leven, vooral in de moeilijkste situaties. Het geloof is het licht dat elke keuze leidt; een eeuw later zal een andere grote heilige hiervan getuigen, de Engelsman Thomas Morus. In Jezus schouwt Jeanne ook heel de werkelijkheid van de Kerk, de triomferende Kerk in de Hemel en de strijdende Kerk op aarde. “Wat Jezus Christus en de Kerk betreft, ben ik van mening dat het één geheel is”. Deze uitspraak van haar, geciteerd in de Catechismus van de Katholieke Kerk, is werkelijk heldhaftig in de context van het proces van haar veroordeling, ten overstaan van haar rechters, mannen van de Kerk, die haar vervolgden en veroordeelden. In Jezus’ liefde vindt Jeanne de kracht om ten einde toe van de Kerk te houden, zelfs op het ogenblik van haar veroordeling.
Het is mijn genoegen eraan te herinneren dat de heilige Jeanne d’Arc grote invloed gehad heeft op een jonge heilige uit de moderne tijd: de heilige Teresia van het Kind Jezus. In een heel ander leven, doorgebracht in een slotklooster, voelde de karmelietes van Lisieux zich zeer dicht bij Jeanne, door in het hart van de Kerk te leven en deel te nemen aan het lijden van Christus voor het heil van de wereld. De Kerk heeft hen, naast de Maagd Maria, als patronessen van Frankrijk verenigd. De heilige Theresia had de wens geuit te sterven als Jeanne, namelijk bij het uitspreken van Jezus’ Naam, en zij was bezield door dezelfde grote liefde voor Jezus en haar naaste, die zij beleefde in gewijde maagdelijkheid.
Dierbare broeders en zusters, met dit lichtend getuigenis nodigt de heilige Jeanne d’Arc ons uit tot een hoge graad van christelijk leven: het gebed tot leidraad maken van onze dagen; volledig vertrouwen te hebben in het doen van Gods wil, wat die ook zij; de naastenliefde beoefenen zonder voorkeur noch beperking en, zoals zij, een diepe liefde voor de Kerk puttend uit de liefde van Jezus.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten