"Ik zeg u – zegt God – dat ik in de hele wereld niets ken dat zo mooi is
Als een klein kindje dat in slaap valt terwijl het zijn gebedje zegt
Onder de vleugel van zijn engelbewaarder
En dat in zichzelf glimlacht terwijl het wegglijdt in de slaap.
En alles al door elkaar haalt en er niets meer van begrijpt,
De woorden van het Onze Vader door elkaar husselt en ze willekeurig tussen de woorden van het Weesgegroet stopt
Terwijl er al een waas over zijn oogleden valt,
Het waas van de nacht over zijn blik, over zijn stem.
Ik heb de grootste heiligen gezien, zegt God. Welnu, ik zeg u:
Nooit heb ik op de wereld iets grappigers, en dus iets mooiers gezien
Dan zo’n kind dat inslaapt terwijl het zijn gebed zegt
(Dan zo’n wezentje dat vol vertrouwen inslaapt)
En het Onze Vader en het Wees gegroet door elkaar haalt.
Niets is mooier, en hierover is zelfs
De Heilige Maagd het met Mij eens.
Over dit thema.
En Ik kan wel zeggen dat het het enige punt is waarover we het eens zijn. Want meestal hebben we een tegenovergestelde mening.
Want zij is voor de barmhartigheid.
En Ik, Ik moet toch wel voor de rechtvaardigheid zijn."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten