Volgens het kerkelijk recht is het biechtgeheim echter "onschendbaar; daarom is het de biechtvader ten strengste verboden met woorden of op welke andere wijze en om welke reden ook over de boeteling ook maar iets bekend te maken" (can. 983 CIC). "De biechtvader die het biechtgeheim rechtstreeks schendt, loopt een excommunicatie van rechtswege op die aan de Apostolische Stoel voorbehouden is [de zwaarst mogelijke kerkelijke straf]" (can. 1388 CIC)".
Hoezo dat? Eerst moeten we kijken naar wat, volgens de katholieke leer, de biecht is.
God alleen vergeeft zonden. Aangezien Jezus de Zoon van God is, zegt Hij over zichzelf: "De Mensenzoon heeft de macht op aarde zonden te vergeven" (Mc 2,10) en Hij oefent deze macht ook uit: "Uw zonden zijn u vergeven!" (Mc 2,5; Lc 7,48). Zelfs nog meer: krachtens zijn goddelijk gezag geeft Hij deze macht aan de mensen (Joh 20, 21-23), opdat zij die uitoefenen in zijn naam (CKK, 1441):Terzijde: biechten is dus iets anders dan thee drinken met de pastoor of dominee (al proberen de "eigentijdse theologen" van alle tijden die twee dingen wel steeds tot elkaar te herleiden).
Jezus dan zeide wederom tot hen: "Vrede zij ulieden, gelijkerwijs Mij de Vader gezonden heeft, zende Ik ook ulieden". En als Hij dit gezegd had, blies Hij op hen, en zeide tot hen: "Ontvangt den Heiligen Geest. Zo gij iemands zonden vergeeft, dien worden zij vergeven; zo gij iemands zonden houdt, dien zijn zij gehouden".
In de loop der eeuwen heeft de concrete vorm waarin de Kerk deze macht, ontvangen van de Heer, heeft uitgeoefend, veel variaties gekend. Gedurende de eerste eeuwen was de verzoening van de christenen die na hun doopsel bijzonder zware zonden bedreven hadden (bijvoorbeeld afgoderij, moord of overspel), aan een zeer strenge tucht gebonden. De boetelingen moesten vaak jarenlang in het openbaar boete doen voor hun zonden alvorens verzoend te worden. Tot deze "orde der boetelingen" (die slechts bepaalde zware zonden betrof) werd iemand slechts zelden toegelaten, in bepaalde streken slechts eenmaal in zijn hele leven. Gedurende de zevende eeuw brachten de [nota bene!] Ierse missionarissen, geïnspireerd door de monastieke traditie uit het oosten, de "privé"-praktijk van de boete naar het vasteland van Europa mee. Er werd niet meer geëist, publiek en langdurig boete te doen alvorens met de Kerk verzoend te worden. Het sacrament vindt voortaan op een meer besloten wijze plaats tussen de boeteling en de priester. Deze nieuwe praktijk voorzag in de mogelijkheid dat het sacrament herhaald werd en opende zo de weg voor een regelmatig ontvangen ervan. De mogelijkheid ontstond dat in één enkele sacramentele viering zowel de zware als de dagelijkse zonden vergeven werden. Dit is in grote lijnen de vorm van boete die de Kerk tot op de dag van vandaag kent [de biecht] (CKK, 1447).
Thee drinken kan zeer fijn en nuttig zijn, maar we hebben het over de biecht wanneer een berouwvolle zondaar zich door Christus (God) wil laten vergeven en daarom, binnen het historisch vormgekregen objectieve kerkelijke kader van het boetesacrament, een beroep doet op het mandaat van Johannes 20, 23: men gaat dan naar een priester, geeft aan te willen biechten, somt de eigen ernstige na de vorige biecht begane zonden op, drukt het voornemen uit met Gods genade niet meer te zullen zondigen en aanvaardt van de priester de penitentie (symbolische boete) en de absolutie (vergeving uit naam van Christus). De opsomming moet nederig, volledig, oprecht, prudent en kort zijn. "Indien er voor de biechtvader geen twijfel bestaat omtrent de gesteltenis van de boeteling en deze de absolutie vraagt, mag deze niet geweigerd noch uitgesteld worden" (can. 980 CIC).
Gezien het delicate karakter en de verhevenheid van dit dienstwerk en de eerbied die men aan personen verschuldigd is, verklaart de Kerk dat elke priester die biecht hoort, onder zeer strenge straffen verplicht is tot absolute geheimhouding van de zonden die zijn boetelingen hem beleden hebben. Hij mag ook geen gebruik maken van wat hij door de biecht over het leven van de boetelingen te weten is gekomen. Deze geheimhouding, die geen uitzonderingen duldt, wordt het "biechtgeheim of sacramentele zegel" genoemd, want wat de boeteling aan de priester kenbaar heeft gemaakt, blijft door het sacrament "verzegeld" (CKK, 1467).Biechten is praten met God, niets meer en niets minder. De biecht maakt deel uit van de "binnenkamer" van Mattheüs 6, 6. Anderen gaan daarin niet binnen, tenzij ze moedwillig in iemands geweten willen binnendringen. Maar de Kerk (en elk fatsoenlijk mens) zal altijd de gewetensvrijheid verdedigen.
Het biechtgeheim is hoe dan ook een van die dingen waar de Kerk geen verandering in aan kan brengen. Je kunt het leuk vinden of niet, maar Christus heeft de Kerk de macht gegeven in Zijn naam zonden te vergeven; de Kerk heeft begrepen dat die macht bepaalde elementen/voorwaarden kent en voelt zich niet in staat om daarin verandering te brengen. Zo zal ze nooit het biechtgeheim kunnen opheffen, al verplicht een staatswet haar daartoe. Men moet God meer gehoorzaam zijn dan de mensen.
Het biechtgeheim heeft overigens, naast de sacramentele (waar velen natuurlijk niet in geloven), grote sociale voordelen (net als de gewetensvrijheid zelf), waaraan men nogal eens voorbijgaat. A confessore, medico e avvocato non tener il ver celato, luidt een Italiaans spreekwoord: aan je biechtvader, arts en advocaat moet je niets verzwijgen. Het is belangrijk in een samenleving, voor de geestelijke volksgezondheid, dat er mensen zijn, met name ook "objectieve" figuren, bij wie je je hart kunt uitstorten (die je kunt toelaten op je forum internum) zonder angst dat wat je zegt, tegen je gebruikt kan worden. Als zulke plaatsen niet meer bestaan (communistische landen hadden als ideaal dat alles altijd aan de overheid moest kunnen worden doorgegeven), hebben mensen geen plaats meer waar ze puur geholpen kunnen worden in hun geweten, in hun oordeel. Wanneer dat wegvalt, houdt de misdaad niet op, maar worden de handelingen steeds minder 'beoordeeld' door het geweten. Dat is voor een samenleving niet gunstig. Als kindermisbruik door de biechtvader aangegeven zou moeten worden, houden kindermisbruikers eenvoudigweg op met biechten (als ze het al deden). Maar daar worden ze geen betere mensen van; kindermisbruik neemt niet af als het niet meer opgebiecht wordt. Eerder andersom; de eis van boetedoening en de verplichte belofte een nieuw leven te zullen beginnen, zouden een hulp kunnen zijn op weg naar een werkelijke levensverandering (sterker; en terzijde: ik durf er iets om te verwedden dat kerkelijke kindermisbruikers, en zeker de theoretische verdedigers ervan (de NL salesianen!), er geen regelmatige biechtgewoonte op nahielden).
Voor de volledigheid: het kerkelijk recht kent van oudsher wel bepalingen over biecht en sexueel misbruik, met name canon 1387 (maar ook canon 1390, § 1):
De priester die in de biecht zelf of bij gelegenheid of onder voorwendsel ervan een biechteling aanzet tot een zonde tegen het zesde gebod van de Decaloog, dient, naar gelang van de ernst van het misdrijf, gestraft te worden met een suspensie, met verboden of met ontnemingen, en in de meer ernstige gevallen dient hij uit de clericale staat weggezonden te worden.Wat betreft het vrij recentelijke misdrijf van sexueel misbruik van minderjarigen, heeft de Heilige Stoel nieuwe instructies doen uitgaan, zoals deze en deze.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten