Hoe lang ik daar zat in die inmiddels leeggestroomde kerk, wist ik niet, want ik draag geen horloge en mijn mobiele telefoon had ik uitgezet. Maar op enig moment werd ik me een stilte gewaar die ik niet herkende. De kerk stond toch midden in de stad, midden in het rumoer, maar niets daarvan drong naar binnen. Het leek alsof er een grote stolp om de kerk was geplaatst. Wat was dit, hoe lang ging dit duren, wat kwam er nog? Ten slotte leek ook mijn hoofd uitgevallen, want er werd niets anders meer geregistreerd dan... niets.
Zou het zo zijn als je sterft, dacht ik later, toen de gillende sirene van een ambulance ergens in de verte het leven weer had aangeknipt. Maar ik hoopte vurig dat er op mijn Uur U meer zou zijn, dat de engelen met uitgeleide zouden doen met het In paradisum, samen met de monniken van Solesmes, afgewisseld met fragmenten uit Bachs Weihnachtsoratorium, de Matthäus of met een van de cantates (Gottes Zeit ist die allerbeste Zeit of Den Tod niemand zwingen kunnt), werken die zelfs de fanatiekste atheïsten doen wankelen.
Ik wilde opstaan en weggaan, toen achter me de eerste noten werden gespeeld op een machtig orgel. Ik moest kennelijk nog even blijven. Noem het toeval, noem het wat je wilt, maar dit is de waarheid: de organist speelde Wachet auf, ruft uns die Stimme van Bach, een van mijn lievelingsnummers, dat vroeger vaak werd gespeeld bij begrafenissen. Mijn vader zei daarover eens tegen me: "Dit is zo mooi. Als je dit hoort, hoef je nergens bang voor te zijn".
zondag 8 januari 2012
Volkskatholieke esthetische gevoeligheid en wijsheid
Uit een artikel van Frans van Deijl in de kersteditie van HP/De Tijd (23 december, papieren editie p. 45-48):
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten