zaterdag 30 april 2011

De essentie van heiligheid

Uit de zojuist in het Nederlands gepubliceerde tekst van de algemene audiëntie van Benedictus op 13 april:
Men is nog dikwijls geneigd te denken dat heiligheid voorbehouden is voor enkele zeldzame uitverkorenen. De heilige Paulus spreekt daarentegen [...] over ons allen. [...]
Heiligheid, de volheid van christelijk leven, bestaat niet in buitengewone ondernemingen, maar in de vereniging met Christus, in het beleven van Zijn mysteries, in het eigen maken van Zijn houding, gedachten, gedragingen. [...]
Doch de vraag blijft: hoe kunnen wij de weg van de heiligheid gaan, aan die oproep beantwoorden? Kan ik het op eigen kracht? Het antwoord is duidelijk: een heilig leven is niet hoofdzakelijk de vrucht van onze inspanning, van onze daden, want het is God, de driemaal Heilige die ons heilig maakt, het is de werking van de Heilige Geest die ons binnenin bezielt, het is het leven van de verrezen Christus zelf dat ons meegedeeld wordt en omvormt. Om het nog eens te zeggen met het Tweede Vaticaans Concilie: “De leerlingen van Christus zijn geenszins volgens hun werken, maar volgens zijn heilsbestel en genade door God geroepen en in Christus gerechtvaardigd. Door het doopsel in het geloof zijn wij ware kinderen van God, deelachtig aan de goddelijke natuur en dus werkelijk heilig geworden. Zij behoren dan ook de heiligmaking die zij ontvingen in hun leven met Gods genade te bewaren en te volbrengen”. Heiligheid heeft dus haar eerste oorsprong in de doopgenade [...] Maar God respecteert onze vrijheid altijd en vraagt dat wij deze gave zouden aanvaarden en leven volgens de vereisten die het met zich meebrengt, Hij vraagt dat wij ons laten omvormen door de werking van de Heilige Geest, door onze wil in overeenstemming te brengen met Gods wil.
Hoe kan onze manier van denken en handelen de manier van denken en handelen worden van Christus en met Christus? Wat is de ziel van de heiligheid? [...] De eerste en meest onontbeerlijke gave [is] de liefde, waardoor wij God boven alles en de naaste om zijnentwil beminnen. Om echter deze liefde als vruchtbaar zaad te laten groeien en vrucht te laten dragen, moet iedere gelovige gaarne naar het woord van God luisteren en zijn wil, met behulp van zijn genade, metterdaad uitvoeren, dikwijls aan de sacramenten, vooral aan de eucharistie, en aan de heilige handelingen deelnemen en zich met standvastigheid toeleggen op het gebed, de zelfverloochening, de ijverige broederdienst en de beoefening van alle deugden. [...]
Misschien [...] moeten wij de dingen nog eenvoudiger zeggen. Wat is de essentie? Essentieel is, nooit een zondag te laten voorbijgaan zonder een ontmoeting met de verrezen Christus in de Eucharistie; dat is geen last die erbij komt, maar een licht voor de hele week. De dag niet beginnen noch eindigen zonder tenminste een kort contact met God te hebben. En op de weg van ons leven, de wegwijzers volgen die God ons heeft meegedeeld in de tien geboden, met Christus gelezen, die eenvoudigweg de uitleg zijn van wat naastenliefde is in de gegeven situaties. Dit lijkt mij de ware eenvoud en grootheid van een heilig leven: de ontmoeting met de Verrezene op zondag; het contact met God bij de aanvang en op het einde van de dag; bij beslissingen de wegwijzers volgen die God ons gegeven heeft en niets anders zijn dan vormen van liefde. [...] Dat is de ware eenvoud, grootheid en diepgang van het christelijk leven, van het feit heilig te zijn.
Ziedaar waarom de heilige Augustinus in zijn commentaar op het vierde hoofdstuk van de Eerste Brief van de heilige Johannes, kan zeggen: “dilige et fac quod vis”, “bemin en doe wat ge wil”. En hij vervolgt: “zwijgt ge, zwijg dan uit liefde; spreekt ge, spreek dan uit liefde; verbetert ge, verbeter dan uit liefde; vergeeft ge, vergeef dan uit liefde; dat de bron van de liefde in u zij, want uit die bron kan niets anders voortkomen dan het goede”. Wie door de liefde geleid wordt, wie de liefde ten volle beleeft, wordt door God geleid, want God is liefde. Dat geeft aan dit grote woord, “dilige et fac quod vis”, “bemin en doe wat ge wil”, zijn waarde.
Wij kunnen ons zonder twijfel afvragen: kunnen wij met onze beperktheden, met onze zwakheid, naar zo’n verheven toppen streven? [...] In elke periode van de Kerkgeschiedenis, in elke streek op de wereldbol, behoorden de heiligen tot alle leeftijden en levensstaten, zij hebben het concrete gelaat van elk volk, taal en natie. En zij zijn zeer verscheiden types. Wat mijn persoonlijk geloof betreft, moet ik zeggen dat vele heiligen, niet allemaal, werkelijk echte sterren zijn aan de hemel van de geschiedenis. En ik zou er willen aan toevoegen dat er voor mij niet alleen bepaalde grote heiligen zijn van wie ik hou en die ik goed ken, “die de weg wijzen”, maar ook gewone heiligen, namelijk goede mensen die ik in mijn leven zie en nooit zullen heilig verklaard worden. Het zijn, om zo te zeggen, bij manier van spreken normale mensen, zonder zichtbaar heldendom, maar in hun dagelijkse goedheid zie ik de waarheid van het geloof. Deze goedheid die zij in het geloof van de Kerk tot rijpheid lieten komen, is voor mij de zekerste apologie van het christendom en het teken dat aantoont waar zich de waarheid bevindt. [...] Dierbare vrienden, hoe groot en mooi en ook hoe simpel, is de christelijke roeping gezien vanuit dit licht! [...] Laat ons geen angst hebben naar boven te streven, naar Gods toppen; laten wij geen angst hebben dat God te veel van ons zou vragen, maar laten wij ons bij elke dagelijkse daad leiden door Zijn woord, ook al voelen wij ons arm, ongeschikt, zondig: Hij is het die ons naar Zijn liefde zal omvormen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten