woensdag 11 januari 2012

Wij zijn niet alleen rusteloos voor God; Gods hart is rusteloos voor ons

Met dank aan rkdocumenten.nl, een vertaling van de preek van de paus op het Hoogfeest van de Openbaring van de Heer (= epifanie = driekoningen):
Dierbare broeders en zusters!
Epifanie, de Openbaring des Heren, is een feest van het licht. “Sta op [Jeruzalem] en schitter, want uw licht is gekomen, de glorie van de Heer gaat over u op” (Jes. 60, 1). Met deze woorden van de profeet Jesaja beschrijft de Kerk de inhoud van het feest. Hij die het ware licht is, en door wie ook wij gemaakt zijn om licht te zijn, is werkelijk in de wereld gekomen. Hij geeft ons de kracht om kinderen van God te worden. De reis van de wijzen uit het oosten is, voor de liturgie, slechts het begin van een grote processie die door de geschiedenis trekt. Met de wijzen begint de pelgrimstocht van de mensheid naar Jezus Christus – naar de God die werd geboren in een stal, die stierf aan het kruis en die, verrezen uit de doden, altijd bij ons blijft, tot de voleinding der wereld. De Kerk leest dit relaas uit het Evangelie volgens Matteüs naast het visioen van de profeet Jesaja, dat we in de eerste lezing hoorden: de reis van deze mannen is slechts het begin. Voor hen kwamen de herders – eenvoudige lieden die dichter bij de God die een kind werd leefden, en gemakkelijker “naar Hem toe” konden gaan (Lc. 2, 15) en Hem herkennen als Heer. Maar nu komen ook de wijzen van de wereld. Groot en klein, koningen en slaven, mensen van alle culturen en volkeren komen. De mannen uit het oosten zijn de eersten, gevolgd door velen meer door de eeuwen. Na het grote visioen van Jesaja drukt de Brief aan de Efeziërs hetzelfde idee in nogal sobere en simpele woorden uit: de heidenen delen in hetzelfde erfgoed. Psalm 2 drukt het als volgt uit: “Ik geef je volken in bezit, de uithoeken van de aarde krijg je in eigendom” (Ps. 2, 8).
De wijze mannen uit het oosten leiden de weg. Zij openen het pad van de heidenen naar Christus. [...] Wat voor soort mensen waren zij? Deskundigen vertellen ons dat zij behoorden tot de grote astronomische traditie die in de loop der eeuwen was ontstaan in Mesopotamië en daar nog steeds welig tierde. Maar deze informatie is op zichzelf niet voldoende. Zonder twijfel waren er vele astronomen in het oude Babylon, maar alleen deze enkelen gingen op pad om de ster te volgen die zij herkenden als de ster van de belofte, en die hen de weg wees naar de ware Koning en Verlosser. Zij waren, zouden we kunnen zeggen, mannen van de wetenschap, maar niet slechts in de zin dat zij zochten naar een grote hoeveelheid kennis: zij wilden iets meer. Zij wilden begrijpen wat het betekende om mens te zijn. Ze hadden ongetwijfeld gehoord van de profetie van de heidense profeet Balaam: “Een ster komt op uit Jakob, een scepter rijst op uit Israël” (Num. 24, 17). Zij verkenden deze belofte. Zij waren mannen met rusteloze harten, die niet genoeg namen met het oppervlakkige en gewone. Zij waren mannen op zoek naar de belofte, op zoek naar God. En zij waren oplettende mannen, in staat om Gods tekenen te lezen, zijn zachte en doordringende taal. Maar zij waren ook nieuwsgierig, doch nederig: we kunnen ons voorstellen dat zij een zekere hoeveelheid spot moesten doorstaan vanwege hun tocht op zoek naar de Koning der Joden, ten koste van zoveel moeite. Zij gaven weinig om wat deze of gene, wat zelfs belangrijke en intelligente mensen over hen zeiden en dachten. Voor hen was het een kwestie van de waarheid zelf, niet van menselijke opinie. Daarom namen zij de offers en moeite van een lange en onzekere reis op zich. Hun nederige moed stelde hen in staat om neer te knielen voor een kind van arme mensen en in hem de beloofde Koning te herkennen, de ene waarvoor zij op weg waren gegaan, op zowel een uitwendige als inwendige reis, om hem te zoeken en te kennen.
Beste vrienden, hoe kunnen we in dit alles niet de essentiële elementen van het bisschopsambt herkennen? Ook de bisschop moet een man met een rusteloos hart zijn, niet tevreden met de gewone dingen van deze wereld, maar innerlijk gedreven door de onrust van zijn hart om steeds dichter bij God te komen, om zijn gelaat te zoeken, om Hem meer en meer te herkennen, om Hem meer en meer te kunnen liefhebben. Ook de bisschop moet een man met een waakzaam hart zijn, die de zachte taal van God herkent en begrijpt hoe de waarheid te onderscheiden van louter uiterlijkheden. Ook de bisschop moet vervuld zijn met de moed van nederigheid, niet vragend wat de heersende meningen over hem zeggen, maar het criterium van Gods waarheid volgend en zijn positie overeenkomstig innemen – “te pas en te onpas”. Hij moet in staat zijn om voort te gaan en het pad aan te geven. Hij moet voortgaan, in de voetstappen van Hem die voor ons allen uit ging omdat hij de ware herder was, de ware ster van de belofte: Jezus Christus. En hij moet de nederigheid hebben om neer te buigen voor de God die zichzelf zo tastbaar en zo eenvoudig maakte dat hij onze dwaze hoogmoed tegenspreekt in zijn aarzeling om God zo nabij en zo klein te zien. Hij moet zijn leven toewijden aan de aanbidding van de mensgeworden Zoon van God, die hem steeds de weg wijst.
De liturgie van de bisschopswijding duidt deze belangrijke kenmerken van dit dienstwerk in acht vragen aan de kandidaten, elk beginnend met het woord “Vultis?”- Wilt u?” Deze vragen richten de wil en geven de weg aan die gevolgd moet worden. Ik zal hier kort een aantal van de meest belangrijke woorden van deze presentatie citeren, waarin we expliciet de kenmerken vinden die we zojuist hebben overwogen in verband met de wijzen van het feest van vandaag. De taak van de bisschop is praedicare Evangelium Christi, het is custodire et dirigire, het is pauperibus se misericordes praebere, het is indesinenter orare. Het Evangelie van Jezus Christus verkondigen, vooruit gaan en leiden, het heilig erfgoed van ons geloof bewaken, genade en liefdadigheid betonen aan de noodlijdenden en de armen en zo Gods genadevolle liefde voor ons weerspiegelen, en uiteindelijke, bidden zonder ophouden: dit zijn de fundamentele kenmerken van het bisschopsambt. Bidden zonder ophouden betekent nooit contact verliezen met God, ons steeds laten aanraken door hem in de diepten van ons hart en, op die manier, doordrongen raken van zijn licht. Allen iemand die God werkelijk kent kan anderen naar God leiden. Alleen iemand die mensen naar God leidt, leidt hen langs de weg van het leven.
Het rusteloze hart waarover we eerder spraken is, volgens St. Augustinus, het hart dat uiteindelijk met niets anders genoegen neemt dan met God, en zo een liefdevol hart wordt. Ons hart is rusteloos voor God en blijft zo, zelfs al wordt vandaag elke poging gedaan, door middel van de meest effectieve verdovende methoden, om mensen te verlossen van deze onrust. Maar wij zijn niet alleen rusteloos voor God; Gods hart is rusteloos voor ons. God wacht op ons. Hij zoekt ons. Hij kent ook geen rust tot hij ons vindt. Gods hart is rusteloos, en daarom ging Hij op weg naar ons – naar Bethlehem, naar Golgotha, van Jeruzalem naar Galilea en naar de uiteinden van de aarde. God is rusteloos voor ons, hij kijkt uit naar mensen die zich door zijn onrust, zijn passie voor ons, laten "besmetten", mensen die in zichzelf het zoeken van hun eigen hart dragen en tegelijkertijd zichzelf openstellen om geraakt te worden door Gods zoeken naar ons. Beste vrienden [bisschoppen], dit was de taak van de apostelen: om Gods onrust voor de mensen te ontvangen en dan God zelf naar de mensen te brengen. En dit is jullie taak als opvolgers van de apostelen: laat jezelf aangeraakt worden door Gods onrust, zodat Gods verlangen naar de mens vervuld kan worden.
De wijzen volgden de ster. Middels de taal van de schepping ontdekten zij de God van de geschiedenis. Zeker – de taal van de schepping alleen is niet genoeg. Alleen het woord van God, dat we tegenkomen in de heilige Schrift, was in staat hun weg definitief aan te geven. Schepping en Schrift, rede en geloof, moeten samenkomen om ons vooruit te leiden naar de levende God. Er is veel discussie geweest over wat voor ster de wijze mannen volgden. Sommigen stellen een samenstand van planeten voor, of een supernova, dat wil zeggen één van die sterren die in eerste instantie vrij zwak is, waarin een inwendige explosie voor een bepaalde tijd een helder licht veroorzaakt, of een komeet, etc. Deze discussie kunnen we aan de deskundigen overlaten. De grote ster, de ware supernova die ons leidt, is Christus zelf. Hij is als het ware de explosie van Gods liefde die het grote witte licht van zijn hart over de wereld laat schijnen. En daaraan kunnen we toevoegen: de Wijzen uit het Oosten, die in het Evangelie van vandaag voorkomen, zijn, als alle heiligen, langzaam maar zeker sterrenbeelden van God geworden die de weg wijzen. In al deze mensen heeft de aanraking van Gods woord, als het ware, een explosie van licht veroorzaakt, waardoor de glans van God op onze wereld valt en ons de weg laat zien. De heiligen zijn sterren van God, door wie we onszelf naar hem laten leiden, naar wie onze hele wezen verlangt.
Beste vrienden: jullie volgden de ster Jezus Christus toen jullie “ja” zeiden tegen het priesterschap en tegen het bisschopsambt. En zonder twijfel hebben kleinere sterren jullie verlicht en geholpen om de weg niet kwijt te raken. In de litanie van de heiligen roepen we al deze sterren van God aan, dat zij mogen blijven schijnen op jullie en de weg mogen laten zien. Terwijl jullie bisschop worden gewijd, worden jullie ook sterren van God voor mensen genoemd. Jullie leiden hen langs de weg naar het ware licht, naar Christus. Laten we in dit uur tot alle heiligen bidden, en hen vragen dat jullie altijd aan deze missie die jullie hebben ontvangen, om het licht van God aan de mensheid te tonen, mogen voldoen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten