Dat Krol - zoals alle relativisten - vervolgens in dezelfde speech (na zinswendingen als "hoewel ik zelf niets zeker weet, lijkt het me") een groot aantal volstrekt ongegronde - en dikwijls eenvoudig te falsificeren - stellige beweringen doet, laat ik nu buiten beschouwing (want de echte, consequente relativist bestaat niet; een relativist is altijd in werkelijkheid een polytheïst, die uit gemakzucht om niet de grote waarheid te hoeven zoeken een heleboel kleine, uit hun context gerukte waarheidjes en onwaarheidjes koestert en aanbidt).
Het gaat me om Krols definitie van geloof.
Een gelovige is, volgens hem, iemand die niet zeker weet.
Juist niet.
Een gelovige is iemand die weet.
Die zeker weet.
Geloof is gewoon een van de twee manieren om te weten te komen. De eerste is: uit eigen ervaring: ik weet dat er tegenover mijn raam een kleuterschool staat, omdat ik die zelf gezien heb.
De tweede is: uit andermans ervaring: ik weet dat de ouders van mijn huisgenoot een hotel hebben in Midden-Italië, omdat mijn huisgenoot me dat verteld heeft.
Deze laatste kenmethode - op basis van andermans ervaring, op basis van de woorden van een ander, door middel van een getuige, ex auditu - heet 'geloof'.
En dit is de methode waardoor we aan 99% van al onze kennis zijn gekomen en komen. Dat Australië bestaat. Hoe mijn overgrootmoeder heette.
Het beginsel - en het totaal onredelijke moderne idee dat geloof geen kennis is - wordt geestig geëxemplificeerd in de eerste regels van Chestertons autobiografie:
Bowing down in blind credulity, as is my custom, before mere authority and the tradition of the elders, superstitiously swallowing a story I could not test at the time by experiment or private judgment, I am firmly of opinion that I was born on the 29th of May, 1874, on Campden Hill, Kensington; and baptised according to the formularies of the Church of England in the little church of St. George opposite the large Waterworks Tower that dominated that ridge.Dat is geloof: kennis, via een of meer getuigen.
Om aan die kennis te komen, moet ikzelf de getuige verifiëren (de kennis zelf niet, althans niet in eerste instantie: die is voor mij niet rechtstreeks toegankelijk). Ik moet over de getuige twee dingen zeker weten: dat hij weet waarover hij het heeft; en dat hij mij niet wil bedriegen.
Als ik die twee dingen, ditmaal uit eigen ervaring, zeker weet over de getuige, is het onredelijk om wat hij zegt niet te geloven. De inhoud van wat hij me zegt, wordt dan mijn kennis.
Zo gaat het met mijn geboortedatum en zo gaat het met de grote en belangrijke dingen van het leven.
Daarom is de grote religieuze vraag: heeft Jezus gelijk, weet de Kerk - die me over Jezus vertelt - waar ze het over heeft en wil ze me niet bedriegen?
Als iemand dat wil verifiëren, staat de Kerk voor hem klaar. Met al haar ervaring.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten