woensdag 1 juni 2011

Vage religie bevordert fanatisme (stukje context bij de discussie over godsdienstvrijheid en ritueel slachten)

Vandaag in het Nederlands Dagblad een artikel van uw bloghouder over godsdienstvrijheid. Hier de tekst op de ND-site. Hieronder (vrijwel) dezelfde tekst (met mijn cursief en tussenkopjes):

Kandidaat-VVD-kamerlid Johan Pieter Verwey schreef op 15 april in de Volkskrant: “Met de steun van de VVD voor het wetsvoorstel voor een verbod op ritueel slachten, is een grote stap gezet naar de uiteindelijke ontmanteling van artikel 6 van de Grondwet: vrijheid van godsdienst. Omdat het volledig schrappen van dat artikel een nog te gevoelig politiek punt is, zullen de bijzondere rechten die gelovigen nu genieten ten opzichte van niet-gelovigen, stuk voor stuk ontnomen moeten worden”.

Ook uit de andere niet-christelijke partijen hoort men steeds openlijker dergelijke geluiden.

Het universele verschijnsel religie

Het verheldert de discussie als we niet spreken over vrijheid van ‘godsdienst’, maar van ‘religie’, het begrip dat de mensenrechtenverdragen in hun grondteksten gebruiken. Godsdienst is religie, maar religie is ruimer dan godsdienst. Religie valt samen met de vraag ‘Waarvoor leef ik, wat is de zin van alles?’ en met welk antwoord dan ook op deze vraag. Elk mens heeft deze vragen, ook wie ze theoretisch ontkent. Meer nog, ieder mens heeft een antwoord op deze vraag – ook al kan dit antwoord zuiver praktisch zijn, niet overdacht. Iedereen leeft ergens voor, iedereen heeft een ‘god’. Dat kan een grote religieuze voorstelling zijn, maar dikwijls is het iets dagelijksers: een relatie, het werk, de carrière, geld, macht, politiek, wetenschap, roem… Ook voor wie er nooit bij stil staat, is een ‘god’ de motor van zijn handelen, een god voor een uur, voor een tijd. Bewijs van deze onuitroeibare en universele religiositeit is dat iedereen, ook de grootste theoretische atheïst, een besef heeft van zonde: het in de praktijk niet navolgen van wat men als de uiteindelijke zin van het bestaan beschouwt – een inconsequentie die vermeden moet worden.

Religie in de meer ontwikkelde, bewuste zin is onderzoek van de redelijke en vrije mens naar zijn ‘god’, naar datgene waarvoor hij leeft. Met de vraag of datgene waarvoor hij feitelijk leeft inderdaad het ‘recht’ heeft zijn leven te vragen.

Er is geen universeler en krachtiger menselijk verschijnsel dan religie. Geen persoonlijker fenomeen, maar ook geen dat mensen meer verbindt.

De Grote Religies zijn geformuleerde ‘goden’ die velen plausibel lijken. Ook hier geldt dat dat niet per se ‘godsdiensten’ hoeven te zijn. Elke cultuur en elk samenleven heeft een religieus systeem, identificeert iets met de hoogste waarde, leidt daar een ‘grote orde’ uit af, en begrijpt het afwijkende als (eventueel verdraaglijke of vergeeflijke) ‘zonde’.

Een probleem voor de staat

Niet alle religies, niet alle gevonden en beleefde antwoorden op de vraag ‘waarvoor doe ik het allemaal’ zijn hetzelfde. Ze verschillen in hun houding ten opzichte van de medemens, de dissident, de staat, sex, geld, macht, schoonheid, rechtvaardigheid, wetenschap; in hun universaliteit, overtuigingskracht, verspreidingsmethoden.

Juist omdat het fenomeen religie zo universeel en krachtig is, de bewuste of onbewuste motor van elk menselijk handelen, kan de samenleving, georganiseerd in de staat, niet anders dan er een mening over hebben – zelfs al doet ze alsof ze zich erbuiten houdt. Wie de macht heeft, identificeert zelf altijd iets als de ‘hoogste waarde’ en de ‘grote orde’ en heeft een beleid jegens degenen die die identificatie niet delen, de ‘dissidenten’. Met deze ‘zondaars’ tegen de staatsreligie kan men drie dingen doen: elimineren, incorporeren of tolereren. Elimineren is de eenvoudigste – en grofste – oplossing: zo oud als de wereld, beschikt ze sinds de 20e eeuw over ongekend efficiënte middelen (totalitarisme). Incorporeren is de klassieke, Romeinse methode van het Pantheon (maar niet elke religie leent zich daarvoor). Tolerantie is de ‘vrijheid van religie’ zoals we die de afgelopen eeuwen in het Westen gekend hebben.

Vrijheid van religie

Rond het jaar 200 schrijft de christen Tertullianus aan een niet-christelijke medeburger: “Wij aanbidden één God; over wiens bestaan en karakter de Natuur alle mensen onderwijst; voor wiens bliksems en donders u beeft, wiens weldaden bijdragen aan uw geluk. U denkt dat er nog andere goden zijn, waarvan wij weten dat het duivels zijn. Maar het is een fundamenteel recht, een voorrecht van de natuur, dat elke mens bidt volgens zijn eigen overtuiging: de religie van de één schaadt noch helpt de ander. Het is zeker niet wezenlijk voor religie om religie af te dwingen: want vrije wil en niet geweld moeten ons brengen tot eredienst”.

Deze typisch christelijke redenering (de godheid is persoonlijk, redelijk, en wil vrije mensen) staat aan de basis van de westerse religieuze tolerantie, van “de bijzondere rechten die gelovigen [lees: dissidenten van de dominante religie] genieten ten opzichte van niet-gelovigen [lees: de aanhangers ervan]”, in de woorden van Verwey.

Lang niet alle religies kennen de menselijke vrijheid zo’n fundamentele waarde toe. Vele – ook moderne, niet-godsdienstige religies – vinden de verspreiding zelf van het als waar erkende belangrijker dan de verspreidingswijze.

Religieuze tolerantie is geen onverschilligheid. Tolereren betekent positief ervan overtuigd zijn dat bepaald gedrag niet conform de ‘grote orde’, de ‘ware religie’ is – ‘zonde’ –, en het desondanks niet onmogelijk maken, in het besef dat gedwongen onderwerping schadelijker is voor die ‘grote orde’ dan insubordinatie. Dit is een typisch christelijke gedachte. Kerkvaders schreven: “God houdt meer van onze vrijheid dan van onze redding”. De houding van de vader van de ‘verloren zoon’ in Lucas 15 is typisch christelijk-tolerant: hij weet heel goed dat het bij hem thuis beter is, maar laat zijn zoon de vrijheid en de middelen om dat zelf te weten te komen en ervoor te kiezen.

Tolerantie in christendom en Verlichting

De Verlichting heeft deze tolerantie van het christendom overgenomen en het een ‘grondrecht’ genoemd. En ze lijkt er veel royaler mee te zijn geweest dan de christenen zelf. De christen staat religieuze tolerantie voor omdat hij meent dat zijn God weliswaar de ware God is, maar dat die enkel in vrijheid gediend kan worden. Zijn tolerantie is actief, missionair, probeert te overtuigen. De verlichte denker daarentegen meent – feitelijk op grond van een beperkt en irrealistisch idee van religie – dat ‘god’ en religie uiteindelijk irrelevant zijn. Hij laat de in zijn ogen achterlijke gelovige eenvoudigweg met rust.

Nu echter wereldwijd steeds meer blijkt dat religie er wel degelijk toe doet en dat niet alle religies hetzelfde zijn en willen, is het niet alleen gedaan met de liberale onverschilligheid, maar met de verlichte tolerantie zelf.

Zo zijn alle partijen in het Nederlandse parlement het er (met verschillende redenen) wel over eens dat de orthodox-joodse rituele slacht niet strookt met de Nederlandse cultuur. Maar enkel de christelijke partijen hebben van het begin af aan geweigerd een wetsvoorstel te steunen dat de geconstateerde ‘inferieure’, voor de mainstream westerse opvattingen ‘zondige’, praktijken, verbiedt. Zij willen, in lijn met hun traditie, deze religieuze praktijken, die ze niet delen, tolereren.

Einde christendom, einde godsdienstvrijheid

De dominante religie van Nederland is duidelijk niet meer de christelijke. Ze is in de religiegeschiedenis in die zin uitzonderlijk, dat ze het bestaan van een transcendente (niet-zichtbare) werkelijkheid, de mogelijkheid van het voortbestaan van de ziel na de dood of een verantwoording na dit leven, positief ontkent. In het algemeen is van de nieuwe religie veel duidelijker waar ze tegen dan waar ze voor is. Toch moeten ook haar aanhangers bepaalde goden aanhangen, want de mens komt enkel in beweging omwille van iets positiefs. Voor ‘buitenstaanders’, mensen die in een transcendent Mysterie geloven, lijkt het een waardestelsel te zijn, dat, zoals T.S. Elliot schrijft, “alle goden vergeten heeft / behalve woeker, wellust en macht”. Op deze constatering zijn ongetwijfeld veel nuances aan te brengen, en dat zou moeten gebeuren. De waarheid is echter dat er door onze politici en opiniemakers zeer weinig reflectie lijkt plaats te vinden over de ‘goden’ die uiteindelijk hun (politieke) leven en standpunten bepalen. De dominante religie is er – want ze is tegen bepaalde dingen – maar heeft zeer vage contouren.

Maar in plaats van beter te onderzoeken en uit te drukken wat onze dominante Nederlandse religie is, zodat men er zich in vrijheid mee kan meten, zien we dat eerst de ‘dissidenten’ aangepakt worden. Te beginnen met de ‘dissidenten’ waar iedereen het over eens is dat ze dissident zijn! Die rare joden met hun rare slachtpraktijken!

Alle ‘paarse’ partijen laten met het ‘proefballonnetje’ van het slachtverbod duidelijk zien dat – terwijl de contouren van de nieuwe religie vaag blijven – de tijd van de religieuze tolerantie in elk geval voorbij is.

Kat in het nauw

De beperking of afschaffing van de ‘vrijheid van religie’ treft niet zozeer het verschijnsel ‘religie’ – dat universeel en onuitroeibaar is en, misschien onbewust, ook beoefend wordt door de huidige machthebbers – als wel de op religieus gebied toegestane vrijheid. Vrijheid van religie is veel minder universeel en vanzelfsprekend dan religie.

We moeten echter twee kwesties goed in de gaten houden.

Zijn we heel zeker dat onze moderne levensopvattingen zo waar en compleet zijn dat ze andere eeuwenoude opvattingen ongeldig maken? Is bijvoorbeeld zichtbaar dierenleed inderdaad absoluut belangrijker dan het op de misschien juiste manier dienen van een onzichtbare God?

Maar dan nog: zelfs een overtuigd ‘ware’ religie moet de mensen de vrijheid laten haar ‘waarheid’ zelf te ontdekken! Niet alleen het verschijnsel religie is menselijk, persoonlijk, onuitroeibaar, krachtig, ook de vrijheidsliefde is dat. Beperking van de vrijheid van religie, verplichte aanpassing aan de dominante levensopvatting (a fortiori als niet helemaal duidelijk is wat die inhoudt), gaat in tegen het fundamentele menselijke vermogen zelf de betekenis van het leven te ontdekken en na te streven. Dergelijke beperking kan de meerderheid een tijdlang verenigen – we hebben nu tenminste gedrag gevonden waarvan we allemaal vinden dat het ècht niet kan en kunnen het uitroeien –, maar de aangeboren menselijke vrijheidsliefde en streven naar positieve betekenis laten zich niet lang aan banden leggen: ze zoeken andere uitwegen, waarschijnlijk minder openlijke, misschien minder redelijke.

Ofwel tolerantie, ofwel gevaarlijk obscurantisme

Een areligieus vacuüm creëren is onmogelijk.

Voordat we de goden van anderen bestrijden, moeten we ons goed rekenschap geven van die van onszelf – anders lopen we het risico de verkeerde strijd te voeren.

Maar ook een ‘goede strijd’ moet gestreden worden met juiste middelen. Tertullianus heeft nog altijd gelijk: de zoektocht naar de betekenis van het leven moet persoonlijk en vrij zijn. Van bovenaf opgelegde consensus heeft geen waarde – en houdt geen stand.

Een heldere levensopvatting kan goed samenleven met andere, kan zich eraan toetsen en erdoor verrijkt worden. Een vage religie daarentegen voelt zich door andere voortdurend bedreigd, zeker als die meer overtuigd zijn. Bij gebrek aan eigen zekerheid kan ze er niet mee in gesprek; haar rest enkel te proberen ze uit te roeien.

Het geleidelijk afschaffen van artikel 6 lijkt zo, bij nadere beschouwing, een obscurantistische poging van de meerderheid om door te kunnen gaan zich geen rekenschap af te hoeven leggen van de eigen religie. De maatregel, zelf onredelijk, zal slechts onredelijkheid en fanatisme bevorderen.

Het werkelijke probleem wordt er slechts mee uitgesteld. Daarvoor is het verschijnsel religie te universeel en te krachtig en is de mens te zeer gehecht aan de hem in deze toekomende vrijheid.

Zie ook Brief van een Joodse vader van Amanda Kluveld in de Volkskrant.

3 opmerkingen:

  1. http://wdtprs.com/blog/2011/06/it-is-hard-to-believe-that-people-can-be-this-dumb/

    BeantwoordenVerwijderen
  2. http://blogs.reuters.com/faithworld/2011/05/31/eu-assures-religious-leaders-it-backs-freedom-of-belief-in-mideast/

    De Europese Unie zou Nederland ook wel eens mogen corrigeren...

    BeantwoordenVerwijderen
  3. F. Feldbrugge, Zundert5 juni 2011 om 14:54

    Randopmerkingen bij Michiel Peeters’ beschouwing n.a.v. Johan Verwey’s uitval over ritueel slachten

    Ik denk dat ik hetzelfde eindresultaat langs een iets andere weg zou willen bereiken.
    Door meteen aan het begin een onderscheid te maken tussen godsdienst en religie en dan de discussie te bepalen tot het ruimere begrip van vrijheid van religie, plaatst men de tegenstander in een hoek waar hij wellicht niet wil zijn. Als hij vrijheid van godsdienst wil zien als vrijheid om een bepaalde godsdienst aan te hangen, kan hij daarnaast een vrijheid erkennen om geen godsdienst aan te hangen (zie b.v. art.28 van de Russische Grondwet). Dat kan men hem niet ontzeggen, maar men kan hem wel vragen op grond van welke algemeen aanvaarde beginselen hij inbreuken (totaan volledige opheffing) op die godsdienstvrijheid zou willen toestaan. Dan zal hij vermoedelijk met internationale verdragen op het gebied van de fundamentele rechten aankomen. Daar zitten wat mij betreft nogal wat bezwaren aan. Zie hieronder.
    Dan de kwestie van het ritueel slachten. Daar zijn een aantal opmerkingen over te maken; kortheidshalve puntsgewijs.
    1. Voor de meeste ‘andersdenkenden’ is het moeilijk in te zien waarom dat nu juist zo vreselijk belangrijk is voor de godsdienstuitoefening van Joden en Moslims.
    2. De bezwaren tegen ritueel slachten komen anderzijds grotendeels uit onwetende sentimentaliteit voort; er zijn deskundigen die uit puur pragmatische en physiologische overwegingen de rituele slachtmethoden prefereren.
    3. Ook strenge naleving van godsdienstvrijheid kan door andere rechten en plichten beperkt worden; mensenoffers kunnen nooit worden toegestaan. In beginsel zou ritueel slachten dus wel verboden kunnen worden, mits er voldoende zwaarwegende redenen daarvoor zijn. Die zie ik niet.
    Kortom, de rituele slacht is een tamelijk ongelukkige kapstok voor een discussie over godsdienstvrijheid.
    Dat neemt niet weg dat de uitval van Verwey de zoveelste dreigende manifestatie is van agressie en intolerantie jegens standpunten die niet passen binnen het complex van ‘verlichte’ opvattingen van een diep geseculariseerde liberaal-progressieve elite. Een van de voornaamste wapens van deze elite is het stelsel van internationaal geaccordeerde mensenrechten, die zich door hun betrekkelijk algemene formuleringen lenen tot interpretaties die als modern en progressief gepresenteerd kunnen worden. De nobele uitspraken van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948) over huwelijk en gezin zijn b.v. in Nederland niet meer herkenbaar in de chaotische vertimmering van ons familierecht.

    BeantwoordenVerwijderen